Giovanni Battista Ceirano bouwde Welleyes fietsen in een kleine werkplaats bij het huis van de rijke soepfabrikant Guiseppe Lancia. In 1898 ging de zoon van Guiseppe, Vincenzo Lancia, als leerling werken bij Ceirano. De eerste Welleyes auto werd ontwikkeld door Aristide Faccioli en verscheen in maart 1899. In de eerste betrouwbaarheidsrit waarin de Welleyes meereed, trok deze de aandacht van een groep industriëlen en vier maanden later werd het bedrijf van Ceirano overgenomen door de Fabbrica Italiana di Automobili Torino (F.I.A.T.), onder leiding van Giovanni Agnelli, Graaf Carlo Biscaretti di Ruffia en Emanuele Bricherasio. F.I.A.T. nam ook een aantal werknemers over onder wie Vincenzo Lancia, Felice Nazzaro en ontwerper Faccioli, die de eerste F.I.A.T. bouwde.

Toen Fiat zich in 1899 met een nieuwe fabriek met 50 man personeel aan de Corso Dante vestigde, werd Vincenzo Lancia de eerste testrijder. In 1900 won hij een wedstrijd in Padua vóór een Panhard-Levassor en een Fiat met Nazzaro aan het stuur.

In 1901 vroegen de directeuren aan Faccioli om een nieuw model te ontwikkelen met de motor voorin. Faccioli weigerde en werd vervangen door Ing. Enrico, die in 1902 met een nieuw model kwam volgens de Mercedes lijnen.

De houten chassis werden in 1904 gewijzigd in stalen exemplaren, F.I.A.T. bouwde toen luxe auto’s in kleine aantallen.

In 1906 verdwenen de puntjes in de naam en werd het Fiat, ook ging Lancia in dat jaar bij Fiat weg om voor zichzelf te beginnen.

Het eerste model voor massa productie was het type Zero in 1912.

Na de Eerste Wereldoorlog was Fiat succesvol met de 501, ontworpen door Cavalli en gebouwd tot 1926. In 1925 werd de 509 geïntroduceerd, een modernere lichte auto.

De Fiat 508 Ballila uit 1932 was een groot succes. De auto werd in licentie gebouwd, in Duitsland door NSU, in Tjechoslowakije door Walter, in Polen als Polski Fiat en in Frankrijk als Simca.

In 1936 kwam de onsterfelijke 500 Topolino. De Topolino bleef tot 1948 vrijwel onveranders in productie. De 500C, de laatste versie van de Topolino, werd in 1955 opgevolgd door de nieuwe 600 met zelfdragende carrosserie en de motor achterin. Hiervan werden tot 1960 meer dan een miljoen exemplaren verkocht. In 1957 kwam de 500 uit en deze werd pas in 1972 vervangen door de 126, nadat er meer dan 3 miljoen stuks waren gebouwd.

De populaire 124 werd in 1966 geïntroduceerd en werd in vele landen in licentie geproduceerd, vooral in Oostbloklanden.

In 1969 nam Fiat Lancia en Ferrari over, in 1971 Abarth en in 1987 Alfa Romeo.